Internationaal

Internationale praktijkgroepen

03-07-2019

Gedaagd door een buitenlandse partij? Zo stelt u de betaling van uw proceskosten veilig

Iedere rechtszaak eindigt in principe met een kostenveroordeling. De rechter bepaalt dan dat de verliezende partij de proceskosten van de tegenpartij moet vergoeden. In de praktijk dekt deze kostenveroordeling in de meeste civiele zaken zelden de werkelijke kosten van een de procedure. De proceskosten die kunnen worden toegewezen door een rechter betreffen onder meer:

  • Reis- en verblijfskosten van de wederpartij;
  • onkosten van getuigen en deskundigen;
  • kosten van uittreksels uit de openbare registers
  • kosten van de advocaat van de wederpartij tegen een liquidatietarief. Dit liquidatietarief ligt over het algemeen aanzienlijk lager dan de daadwerkelijke uurtarieven die door advocaten worden gehanteerd. In intellectuele eigendomszaken, bijvoorbeeld betreffende octrooien, merken of auteursrechten, is een veroordeling in de volledige advocaatkosten overigens in beginsel wel mogelijk.

Indien een bepaalde partij wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de wederpartij, dan moet deze wederpartij de proceskosten bij de verliezende partij gaan incasseren (al dan niet met behulp van een deurwaarder). Indien de in het ongelijk gestelde partij in een ander land is gevestigd kan dit voor mogelijke problemen zorgen bij het incasseren.

Wettelijke regeling
De wetgever heeft daarom artikel 224 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in het leven geroepen. Dit wetsartikel biedt de mogelijkheid een in het buitenland gevestigde partij te verplichten vooraf financiële zekerheid te laten stellen. Onder juristen staat het ook wel bekend als de ‘cautio iudicatum solvi’, of gewoonweg de ‘cautie’. Doel van de regeling is te voorkomen dat verhaal van proceskosten wordt bemoeilijkt doordat de daartoe veroordeelde eiser het centrum van zijn sociale en economische activiteiten buiten Nederland heeft. Deze verplichting zegt verder nog niets over de uitslag van de procedure zoals de erkenning van de rechtsmacht, daar oordeelt de rechter in een volgende fase over.

Wanneer relevant?
Voor de toepassing van deze bepaling is het van belang dat de woon-/verblijfsplaats van de eiser niet in Nederland is. De woonplaats van de eiser wordt aan de hand van artikel 1:10 Burgerlijk Wetboek (BW) vastgesteld. Alleen de gedaagde kan zekerheid verlangen van een in het buitenland wonende eiser. Een eiser kan dit niet verlangen van de gedaagde die in het buitenland woont.

Uitzonderingen op verplichting tot zekerheidstelling
De uitzonderingen staan in artikel 224 lid 2 Rv. Het bereik van de hoofdregel in lid 1 wordt aanzienlijk beperkt door deze uitzonderingen. De volgende uitzonderingen staan in lid 2:

  • Sub a: de cautie is uitgesloten in verdrag of EG-verordening. Bijvoorbeeld: Haags rechtsvorderingsverdrag 1954, EEX-Verordening, 5 Protocol bij het Verdrag van Vriendschap, Handel en Scheepvaart van 27 maart 1956 (Verenigde Staten);
  • sub b: de cautie is uitgesloten indien een veroordeling tot betaling van proceskosten ten uitvoer zal kunnen worden gelegd op grond van: het Statuut; verdrag (bijv. verdrag inzake toegang rechter in internationale gevallen); EG-verordening (Brussel I bis); wet (bijv. wet tenuitvoerlegging Antillen);
  • sub c: verhaalsmogelijkheid in Nederland is aannemelijk. Stelplicht en bewijslast rusten op eiser in de hoofdzaak;
  • sub d: belemmering effectieve toegang tot de rechter. Eiser moet toegang tot rechter houden (6 EVRM).

Mogelijke verweren van eiser op vordering tot zekerheidstelling

  • De eiser kan een beroep doen op de uitzonderingen van lid 2. Het bewijzen van de woonplaats in een van die uitzonderlingslanden zal van belang zijn. Enkel ingeschreven staan in het betreffende land is niet voldoende;
  • omvang van de proceskosten;
  • wijze van de te stellen zekerheid.

Wijze van veilig stellen proceskosten
Indien een gedaagde een beroep wil doen op artikel 224 RV, dan dient de gedaagde deze incidentele vordering in te stellen vóór alle weren. Dit betekent dat in een lopende procedure de gedaagde voordat zij inhoudelijk op de zaak in gaat, om zekerheidstelling van de eiser dient te verzoeken, bijvoorbeeld in haar processtukken. Een rechter zal in een dergelijk geval eerst moeten beslissen over de incidentele vordering  voordat de rechter inhoudelijk op de zaak kan ingaan. Indien de rechter oordeelt dat de eiser eerst zekerheid dient te stellen, dan krijgt de eiser meestal een door de rechter aangegeven termijn om aan deze zekerheidstelling te voldoen. Een veelgebruikte vorm van zekerheidstelling is hierbij het stellen van een bankgarantie. Voldoet de eiser niet binnen deze termijn aan de zekerheidstelling, dan kan dat als consequentie hebben dat de rechter de eiser niet-ontvankelijk verklaart in de hoofdzaak, waardoor in het ergste geval de procedure in zijn geheel komt te vervallen.

Key contacts

Philip ter Burg

Partner | Advocaat
Stuur mij een e-mail
+31 (0)70 318 4828

Volg ons!
Aanmelden nieuwsbrief  LinkedIn