Tjeerd Aghina
Partner | Advocaat
Stuur mij een e-mail
+31 (0)70 318 4836
De deal is beklonken. Voor partijen ligt een flinke stapel documenten klaar voor ondertekening. De vaak gestelde vraag op dat moment: “Dienen echt álle pagina’s geparafeerd te worden?”. Partijen zien er immers – zeker na stevige onderhandelingen – naar uit om het glas te heffen. Ons advies: “Better safe than sorry”. En dat is niet voor niets.
De achtergrond hiervan is de zogenaamde ‘dwingende bewijskracht’ van akten. Het belang van dwingende bewijskracht en deugdelijke ondertekening van overeenkomsten volgt uit de rechtspraak, waaronder een uitspraak van eerder dit jaar van het Gerechtshof Den Haag.
Uit deze rechtspraak volgt dat het van belang is om iedere pagina van een overeenkomst te voorzien van een handtekening of paraaf om ervoor te zorgen dat aan de gehele overeenkomst dwingende bewijskracht toekomt.
Dwingende bewijskracht
Aan akten komt op grond van artikel 157 lid 2 Rv dwingende bewijskracht toe. De ondertekening heeft als strekking dat iemand te kennen geeft dat hij de boven de ondertekening geplaatste woorden voor zijn rekening neemt. Dwingend bewijs betekent - kort gezegd - dat de rechter verplicht is de inhoud van de akte als waar aan te nemen.
Een overeenkomst heeft dwingende bewijskracht tussen de contractspartijen als deze “juist” is ondertekend door alle partijen bij die overeenkomst. Uit de rechtspraak volgt wanneer een overeenkomst “juist” is ondertekend.
Waarde van een paraaf. De bewijskracht van een wel geparafeerde, maar niet ondertekende overeenkomst
De vraag die de Hoge Raad in zijn arrest van 5 oktober 2012 (NJ 2012/570) heeft beantwoord is of een geparafeerd geschrift kan gelden als een ondertekend geschrift in de zin van artikel 156 lid 1 Rv. In deze zaak was een aanvullende arbeidsovereenkomst, die een bijlage vormde bij een ondertekende koopovereenkomst en waarnaar in de koopovereenkomst wordt gerefereerd, geparafeerd maar zelf niet ondertekend. Dit arrest ziet overigens op een onderhandse akte. Aan de ondertekening van een notariële akte worden strengere eisen gesteld.
Volgens de Hoge Raad kan een geparafeerd geschrift gelden als een ondertekend geschrift in de zin van artikel 156 lid 1 Rv indien de paraaf de desbetreffende persoon ‘in voldoende mate individualiseert’. De Hoge Raad omarmd hiermee de opvatting dat onder ondertekenen in de zin van artikel 156 lid 1 Rv ook het zetten van een paraaf mag worden verstaan.
De omstandigheid dat de persoon die de paraaf of handtekening plaatst de taal waarin het geschrift is opgesteld niet machtig is, staat daaraan (lees: aan het ontstaan van een akte) niet in de weg, aldus de Hoge Raad.
Het onderscheid tussen een paraaf en een handtekening valt niet altijd scherp te maken. Immers, vaak is een paraaf een verkorte versie van de handtekening. Het verschil tussen beiden is door het arrest van de Hoge Raad in zoverre niet meer van belang, mits de paraaf voldoende onderscheidend vermogen heeft. Een simpel kruisje is onvoldoende om te gelden als voldoende onderscheidende paraaf.
Alleen een handtekening op de laatste pagina volstaat niet
In een recente zaak twistten partijen over de echtheid van een leningsovereenkomst (een onderhandse akte). De leningsovereenkomst beslaat twee pagina’s waarvan de tweede bladzijde een getekend handtekeningenblad betreft, inclusief een zinsnede onder de handtekeningen dat ‘de overeenkomst (…) uit twee bladzijden (bestaat)’. Contractspartij A stelt dat de bladzijden van de overeenkomst door partij B zijn gewisseld, dat de handtekeningen wel echt zijn, maar niet hoorden bij deze overeenkomst.
Het is aan het Gerechtshof Den Haag om te oordelen over de bewijskracht van de akte. Het Hof oordeelt dat de akte is hetgeen - letterlijk - boven de handtekening staat. Een andere uitleg zou volgens het Hof misbruik in de hand werken.
Het Hof is het met contractspartij A eens. Het gevolg is dat de overeenkomst geen dwingende bewijskracht heeft en daarmee staat niet vast dat de leningsovereenkomst is gesloten. Contractspartij B stelt dat er wel sprake is van een leningsovereenkomst en dient vervolgens aan te tonen dat de partijen een lening zijn aangegaan. Het is zeer de vraag of hij daarin kan slagen. Wij kunnen ons indenken dat (e-mail)correspondentie waaruit overeenstemming over een finale versie van de leningsovereenkomst blijkt of het overleggen van een rekeningafschrift ten aanzien van de lening hem ten dienste kunnen staan, maar feit blijft dat hij met 1-0 achterstaat.
Uit deze uitspraak volgt dat de dwingende bewijskracht alleen geldt voor hetgeen op dezelfde pagina boven de handtekening staat.
Deze recente uitspraak laat des te meer zien dat het ondertekenen / paraferen van iedere pagina van de overeenkomst van essentieel belang is. Ondertekenen partijen slechts de laatste (handtekeningen)pagina en wordt de juistheid van iets op een eerdere pagina betwist, dan geldt daarvoor niet de dwingende bewijskracht. Dit geldt voor korte maar zeker ook voor uitgebreide overeenkomsten.
Tips voor de praktijk
Het enkel ondertekenen van het handtekeningenblad op de laatste pagina kan leiden tot vervelende – en onnodige – verrassingen over de status van de door u opgestelde overeenkomst.
Onze tips:
Neem het zekere voor het onzekere, ook als het gaat om omvangrijke overeenkomsten.