Btw op oninbare vorderingen

Na verzending van een factuur met btw moet deze btw worden afgedragen. Als de factuur vervolgens niet wordt voldaan, betaalt de ondernemer deze btw dus zelf aan de Belastingdienst, zonder de btw te hebben ontvangen. In het verleden kon deze btw pas worden teruggevraagd als vaststond dat de factuur oninbaar was. Dit leidde vaak tot onduidelijkheid en discussie.

Per 1 januari 2017 is de wet gewijzigd, waardoor het makkelijker wordt btw aan de Belastingdienst terug te vragen. Onder de nieuwe regels wordt aangenomen dat een factuur in ieder geval oninbaar is uiterlijk één jaar na het verstrijken van de uiterste betaaldatum.

Op basis van een overgangsregeling wordt de termijn van een jaar voor niet-betaalde facturen met uiterste betaaldatum gelegen vóór 2017, geacht te zijn aangevangen op 1 januari 2017. De btw op deze niet betaalde facturen kan dus worden teruggevraagd in de aangifte over het eerste aangiftetijdvak van 2018. 

Btw op facturen met een uiterste betaaldatum ná 1 januari 2017 kan worden teruggevraagd in de aangifte over de periode waarin duidelijk is dat niet betaald zal worden, waarbij de btw uiterlijk moet worden teruggevraagd in het aangiftetijdvak één jaar na de uiterste betaaldatum. Betaalt een klant later toch nog (een deel van) de factuur, dan dient de btw over de betaling (alsnog) te worden afgedragen.

Indien de btw niet op tijd is teruggevraagd, bijvoorbeeld in de situatie dat de termijn van een jaar al is verstreken terwijl in de betreffende btw aangifte niet om teruggaaf is verzocht, dan kan dit in beginsel worden hersteld middels een suppletieaangifte, maar aangezien dat ook tot vertraging zal leiden is het aan te bevelen om teruggave te verzoeken in de btw aangifte over het eerste aangiftetijdvak van 2018.