Internationaal

Internationale praktijkgroepen

19-09-2024

Prinsjesdag 2024: Update stand van zaken ZZP wet- en regelgeving

Wanneer is sprake van een arbeidsovereenkomst en wanneer van een “zzp-overeenkomst”? In veel gevallen is dat duidelijk, maar niet altijd.

Het kabinet heeft op Prinsjesdag aangekondigd de regels hierover te willen verduidelijken. Het kabinet komt met een wetsvoorstel voor meer werkzekerheid voor flexwerkers met maatregelen om uitzendkrachten, oproepkrachten en tijdelijke werknemers beter te beschermen. Daarbij moet het wetsvoorstel duidelijker maken wanneer iemand werkt als werknemer of als zelfstandige. Om zelfstandigen beter te beschermen tegen verlies van inkomen in geval van langdurige arbeidsongeschiktheid en een gelijker speelveld tussen werkenden te bevorderen, komt er een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen. Ook gaat de Belastingdienst weer handhaven op de kwalificatie van de arbeidsrelatie voor de loonheffingen om schijnzelfstandigheid te bestrijden.

In dit alert zetten wij een aantal zaken ten aanzien van de ZZP wet- en regelgeving op een rij.

Maatregelen langs drie lijnen
Om ervoor te zorgen dat mensen in de goede contractvorm werken, zet het kabinet in op de volgende drie punten:

  1. het versterken en verbeteren van de handhaving door de Belastingdienst, in voorbereiding op het afschaffen van het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025
  2. het realiseren van een gelijker speelveld tussen contractvormen; en
  3. de regels ten aanzien van de kwalificatie van overeenkomsten te verduidelijken.

1. Afschaffing handhavingsmoratorium per 1 januari 2025
Op 1 januari 2025 gaat de Belastingdienst volledig handhaven op schijnzelfstandigheid. Bedrijven en organisaties die mensen als zzp'er inhuren voor werk dat zij niet zelfstandig uitvoeren, kunnen dan weer boetes en naheffingen krijgen. Het is dan ook van groot belang om na te gaan of zzp’ers daadwerkelijk zzp’ers of schijnzelfstandigen zijn.

Het kabinet wil de handhaving op de kwalificatie van de arbeidsrelaties voor de loonheffingen door de Belastingdienst weer zo veel als mogelijk normaliseren. Het opheffen van het handhavingsmoratorium dat in 2016 van kracht is geworden draagt daaraan bij.

  • Vanaf 1 januari 2025 gelden de normale regels voor de handhaving door de Belastingdienst. Dit houdt in dat bij fouten in de kwalificatie van arbeidsrelaties voor loonheffingen direct correctieverplichtingen, naheffingsaanslagen en boetes kunnen worden opgelegd zonder dat eerst een waarschuwing of aanwijzing nodig is.
  • Correcties kunnen met terugwerkende kracht worden opgelegd, maar alleen tot de datum van de opheffing van het moratorium, namelijk 1 januari 2025. Dit betekent dat fouten in de periode vóór deze datum minder snel zullen leiden tot sancties, tenzij er sprake is van kwaadwillendheid of het niet opvolgen van eerdere waarschuwingen.
  • Voor de periode vóór 1 januari 2025 blijft gelden dat de Belastingdienst alleen correcties kan opleggen bij kwaadwillendheid of als eerdere aanwijzingen niet zijn opgevolgd. In die gevallen kan er naheffing plaatsvinden tot maximaal vijf jaar terug dan wel tot het moment dat de Belastingdienst de aanwijzing heeft gegeven. Dit houdt in dat de Belastingdienst in die situaties tot vijf jaar terug kan gaan om fouten te corrigeren.

Het kabinet wil voorkomen dat partijen die actief bezig zijn met het correct kwalificeren van arbeidsrelaties direct vergrijpboetes krijgen na het opheffen van het handhavingsmoratorium. De Belastingdienst zal daarom in het eerste jaar soepel omgaan met het opleggen van vergrijpboetes aan werkgevers en werkenden die aantoonbaar werken aan het verminderen van schijnzelfstandigheid. Verzuimboetes kunnen wel worden opgelegd.

2. Gelijker speelveld tussen contractvormen
De ongelijke behandeling van verschillende contractvormen in het arbeidsrecht, sociale zekerheid en fiscaliteit kan een oneigenlijke prikkel vormen om werk buiten loondienst te (laten) verrichten. Verschillende aangekondigde maatregelen dragen bij aan een gelijker speelveld tussen werknemers en zelfstandigen, onder meer de mogelijke introductie van een verplichte basisverzekering arbeidsongeschiktheid zelfstandigen.

Op 11 juni 2024 is de internetconsultatie gestart voor het wetsvoorstel Wet basisverzekering arbeidsongeschiktheid zelfstandigen. Het doel van dit wetsvoorstel is om de balans tussen werknemers en zelfstandigen te verbeteren en zelfstandigen inkomenszekerheid te bieden bij arbeidsongeschiktheid. Daarnaast helpt de verplichte verzekering de druk op de bijstand te verlagen en het draagvlak voor de sociale zekerheid te versterken.

3. Verduidelijking van regels t.a.v. de kwalificatie van overeenkomsten: de Wet Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden (VBAR)
De VBAR is een wetsvoorstel dat als doel heeft meer duidelijkheid te scheppen over de status van arbeidsrelaties; wanneer als werknemer gewerkt moet worden en wanneer als zelfstandige gewerkt kan worden. De wet introduceert een nieuw beoordelingskader, de zogeheten WZOP-toets (Wetenschappelijke Zeggenschap, Organisatorische Positie), waarmee beter vastgesteld kan worden of iemand een zelfstandige of een werknemer is. Daarnaast introduceert de wet een rechtsvermoeden van werknemerschap voor zzp’ers die een uurtarief onder een bepaalde grens hanteren. Dit rechtsvermoeden houdt in dat zelfstandigen met een laag uurtarief als werknemer worden beschouwd, tenzij het tegendeel bewezen kan worden.

De WZOP-toets
De WZOP-toets vormt de kern van het wetsvoorstel. Aan de hand van dit beoordelingskader zal bepaald moeten worden of er sprake is van een echte arbeidsrelatie (werknemer-werkgever) of dat iemand als zelfstandige werkzaam is. De toets kijkt naar verschillende elementen van de samenwerking:

  • Werknemer: Indicaties die wijzen op werken als werknemer (werkinhoudelijke en organisatorische sturing). Dit criterium beoordeelt in welke mate de opdrachtgever controle heeft over de uitvoering van het werk. Hoe meer zeggenschap, hoe groter de kans dat de arbeidsrelatie als werknemerschap wordt gezien.
  • Zelfstandige: Indicaties die wijzen op werken als zelfstandige binnen de arbeidsrelatie (werken voor eigen rekening en risico). Dit element gaat over de positie van de zelfstandige binnen de organisatie. Wordt hij of zij als onderdeel van het team gezien, liggen de financiële risico’s bij de werkende of treedt de werkende zelfstandig naar buiten?
  • OP: Kenmerken die wijzen op ondernemerschap van de persoon (algeheel ondernemerschap) van de werkende voor soortgelijke werkzaamheden. Het gaat er bijvoorbeeld om of de werkende meerdere opdrachtgevers per jaar heeft, of bedrijfsinvesteringen heeft van enige omvang.

Het rechtsvermoeden van werknemerschap
Daarnaast bevat het wetsvoorstel een rechtsvermoeden van werknemerschap, gebaseerd op een uurtarief. Dit rechtsvermoeden maakt het voor werkenden aan de basis van de arbeidsmarkt eenvoudiger om het bestaan van een arbeidsovereenkomst aan te tonen. Als een werkende of een vakbond een beroep doet op het rechtsvermoeden, moet hij aantonen dat hij minder betaald krijgt dan het geldende uurtarief van EUR 33. Dan is het vervolgens aan de werkgevende om aan te tonen dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. Het kabinet verwacht dat hier een preventief effect van uit gaat, zodat er al bij het aangaan van een arbeidsrelatie kritischer gekeken wordt of er sprake moet zijn van een arbeidsovereenkomst.

Indien het wetsvoorstel wordt aangenomen, zullen werkgevers bij het inzetten van zzp’ers opnieuw moeten beoordelen of er werkelijk sprake is van zelfstandigheid.

Op 1 januari 2026 zal, naar verwachting, de VBAR in werking treden. Op 21 juni 2024 heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het wetsvoorstel naar de Raad van State gestuurd. Het voorstel is nog niet ingediend bij de Tweede Kamer. Daarnaast is de precieze invulling van de Wet VBAR is nog onduidelijk. Ondanks dat de beoogde ingangsdatum voor de Wet VBAR 1 januari 2026 is, zijn er twijfels over de haalbaarheid hiervan.

Conclusie
Indien de Wet Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden (VBAR) wordt aangenomen brengt dit belangrijke veranderingen met zich ten aanzien van werken met en als zelfstandige. Door de introductie van de WZOP-toets en het rechtsvermoeden van werknemerschap voor zzp’ers met een laag uurtarief, zullen opdrachtgevers strikter moeten toezien op de voorwaarden waaronder zij zelfstandigen inhuren. Bovendien lopen opdrachtgevers met het vervallen van het handhavingsmoratorium vanaf 1 januari 2025 direct risico op boetes en naheffingen indien arbeidsrelaties niet correct zijn gekwalificeerd. Het is daarom essentieel om nu al actie te ondernemen:

Heeft u vragen over de impact van deze maatregelen op uw organisatie? Neem gerust contact met ons op. Wij helpen u graag om uw organisatie voor te bereiden op de veranderingen.

Met dank aan Emma Daramaja

Key contacts

Suzan van de Kam

Partner | Advocaat
Stuur mij een e-mail
+31 (0)70 318 4297

Christel Prevoo

Associate | Advocaat
Stuur mij een e-mail
+31 (0)20 237 1115

Volg ons!
Aanmelden nieuwsbrief  LinkedIn

Gerelateerd nieuws