Rechtbank Den Haag 23 juli 2021 – ECLI:NL:RBDHA:2021:8121 (verlenging afkoelingsperiode + toestaan aspectenverzoek)

Daar is uitspraak 34, een vandaag gepubliceerde beschikking van de Rechtbank Den Haag van 23 juli jl. Het betreft een volgende aflevering van een al lopend WHOA-traject, waar de rechtbank al eerder op 2 april jl. een afkoelingsperiode heeft afgekondigd met de opheffing van een beslag en de benoeming van Christiaan Mensink als observator.

Aangezien de voorbereiding van het akkoord wat meer voeten in de aarde heeft, verzoekt de schuldenaar om de afkoelingsperiode met twee maanden te verlengen. Na de belanghebbenden in de gelegenheid te hebben gesteld zienswijzen te geven, wijst de rechtbank dat verzoek toe aangezien zij van oordeel is dat de schuldenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er belangrijke vooruitgang is geboekt in de totstandkoming van het akkoord.

Daarnaast doet de schuldenaar op de voet van artikel 378 Fw een “aspectenverzoek” aan de rechtbank. Zij vraagt de rechtbank een uitspraak te doen inzake (i) de indeling van de concurrente vordering van huisbankier Rabobank in een afzonderlijke klasse en (ii) de voorgenomen ongelijke behandeling van de concurrente vordering van de Rabobank (volledige betaling) ten opzichte van de overige concurrente schuldeisers (betaling van 14%). Hierop oordeelt de rechtbank dat (i) de klassenindeling op dat punt voldoet aan artikel 374 Fw en (ii) er een redelijke grond aanwezig is om af te wijken van de (Dutch) Absolute Priority Rule en dat de overige concurrente schuldeisers daardoor niet in hun belang worden geschaad. Immers, indien de Rabobank niet volledig op haar concurrente vordering wordt voldaan, kan het voorgenomen akkoord niet tot stand komen en ontvangen de overige concurrente schuldeisers niets.

Naar uitspraak 34