Rechtbank Den Haag 9 juli 2021 – ECLI:NL:RBDHA:2021:7143 (afkoelingsperiode, afwijzing aanvullende voorziening)

Daar is uitspraak 31. De rechtbank Den Haag heeft afgelopen vrijdag 9 juli jl., op verzoek van een Katwijkse schuldenaar een afkoelingsperiode afgekondigd van twee maanden. Volgens de schuldenaar gaat de Rabobank, hoewel het krediet nog niet is opgezegd, over tot uitwinning van haar zekerheden en kan zij op deze wijze haar activiteiten niet voortzetten. Het verzoek wordt onder meer onderbouwd door de schuldenaar door te wijzen.

Daarnaast verzoekt de schuldenaar uit Katwijk als aanvullende voorziening dat de rechtbank de bevoegdheden van pandhouder Rabobank in de zin van artikel 376 lid 7 Fw beperkt. De rechtbank gaat echter niet voorbij aan dit wettelijk vereiste: het schaadt de belangen van de Rabobank en deze belangen wegen bij de geschetste stand van zaken zwaarder dan de niet nader geduide belangen van de twee aandeelhouders van de schuldenaar.

Dat betekent dat de schuldenaar tijdens de afkoelingsperiode van twee maanden ten aanzien van stil verpande vorderingen niet zonder meer inningsbevoegd blijft; zij dient “gewoon” te voldoen aan de bijkomende verplichting om voor het verhaal van de Rabobank als stil pandhouder op toereikende wijze vervangende zekerheid te stellen.

Naar uitspraak 31