12-03-2025

Wet opheffing verpandingsverboden

Op 4 maart 2025 is het Wetsvoorstel opheffing verpandingsverboden aangenomen door de Eerste Kamer. Deze wet maakt een einde aan bedingen in het handelsverkeer die ertoe strekken de overdraagbaarheid en verpandbaarheid van geldvorderingen op naam tegen te gaan. De wetswijziging is van belang voor de financieringspraktijk, in het bijzonder in het MKB. De wet beoogt ondernemers meer kredietruimte te bieden en het eenvoudiger te maken om financiering aan te trekken.

Achtergrond
In beginsel zijn vorderingsrechten vrij overdraagbaar, tenzij de wet of de aard van het recht daaraan in de weg staan. De overdracht of verpanding van vorderingsrechten kan op grond van de huidige wet wel bij overeenkomst worden uitgesloten. In bepaalde sectoren, zoals de bouw- en retailsector, wordt van die mogelijkheid op grote schaal gebruik gemaakt. Reden hiervoor is met name de wens van de debiteur om niet geconfronteerd te worden met nieuwe crediteuren en betalingsadressen.

Uit signalen vanuit het bedrijfsleven blijkt dat het op grote schaal uitsluiten van overdracht of verpanding van vorderingsrechten economisch ongewenste neveneffecten heeft. Het gevolg is namelijk dat vorderingen en kredietportefeuilles in feite niet meer worden ingezet als dekking voor kredietverlening. Dat (bedrijfs)economisch averechtse effect wordt nog versterkt doordat omringende landen, zoals Duitsland, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk, de werking van contractuele onoverdraagbaarheids- en niet-verpandingsbedingen al wel hebben beperkt of afgeschaft. Dit leidt tot verstoring van het level-playingfield ten nadele van het Nederlandse bedrijfsleven.

Wijziging voor geldvorderingen op naam
De mogelijkheid tot het uitsluiten van de overdracht of verpanding van vorderingsrechten blijft onder de nieuwe wetgeving bestaan. Echter wordt bepaald dat deze mogelijkheid niet langer geldt voor geldvorderingen op naam die bedrijfsmatig zijn verkregen. Het gaat hierbij om zakelijke geldvorderingen van ondernemingen, ongeacht of het de verhouding business-to-business of business-to-consumer betreft. Als toch een bepaling wordt overeengekomen die overdracht of verpanding van dergelijke vorderingen uitsluit, is deze nietig.

Ook bepalingen die overdracht of verpanding niet expliciet verbieden, maar dit wel proberen tegen te gaan, zijn onder de nieuwe wetgeving nietig. Hierbij kan worden gedacht aan boetebepalingen of bepalingen die voorwaarden verbinden aan de verpanding of overdracht.

Slechts bepalingen die zijn overeengekomen tussen een schuldeiser en schuldenaar worden geraakt door de nieuwe wetgeving. Negative pledge en pari passu bepalingen blijven dan ook geldig.

Uitzonderingen
Voor vier soorten vorderingsrechten zal het huidige regime blijven gelden en blijft het dus mogelijk om overdracht of verpanding bij overeenkomst uit te sluiten. Het betreft:

  1. geldvorderingen op grond van een betaal- of spaarrekening;
  2. geldvorderingen op grond van een krediet- of geldleningsovereenkomst waarbij aan de kant van de kredietgever meerdere partijen betrokken zullen zijn (syndicated loans);
  3. vorderingen van of op clearinginstellingen, en
  4. geldvorderingen die op grond van een overeenkomst als bedoeld in art. 34 lid 3, artikel 35 lid 5 of artikel 35a lid 4 Invorderingswet 1990 zullen worden betaald op G-rekeningen. 

Schriftelijke mededeling
De wetgever heeft rekening gehouden met het belang van debiteuren om duidelijk voor ogen te hebben aan wie zij na overdracht of verpanding van een vordering bevrijdend kunnen betalen. Wanneer een vordering op naam, die bedrijfsmatig is verkregen, wordt overgedragen of verpand, geldt dat aan de crediteur een schriftelijke mededeling dient te worden gedaan van de verpanding of overdracht. Zolang deze schriftelijke mededeling niet is gedaan, kan de schuldenaar bevrijdend blijven betalen aan de oorspronkelijke crediteur. De schriftelijke mededelingsplicht geldt niet voor de uitzonderingsgevallen onder de nieuwe wet.

Praktische gevolgen
Vanaf drie maanden na inwerkingtreding – de datum is nog onbekend – zal de wet ook gaan gelden voor bestaande overeenkomsten. Dit betekent dat vanaf dat moment ook vorderingen, die daarvóór zijn ontstaan en ingevolge een beding onverpandbaar waren, verpandbaar zullen zijn.

Hieronder volgen een aantal praktische tips voor ondernemers in verband met de nieuwe wetgeving:

  • Er zal, ook wanneer eerder al een pandrecht op vorderingen is verleend, niet automatisch een pandrecht tot stand komen op geldvorderingen die ingevolge een beding onverpandbaar waren. Draag daarom na inwerkingtreding van de wet zorg voor een (aanvullende) verpanding om deze vorderingen onder het bestaande pandrecht te brengen, indien gewenst.
  • Anticipeer op de toekomstige wetgeving door onoverdraagbaarheids- en niet-verpandingsbedingen te verwijderen uit modelovereenkomsten en nieuw te sluiten overeenkomsten.
  • Overweeg om geldvorderingen (vaker) in te zetten als onderpand voor financiering.

Mocht je nog vragen hebben hierover, aarzel dan niet om contact op te nemen. Wij helpen je graag.

Key contacts

Ruud Brunninkhuis

Partner | Advocaat
Stuur mij een e-mail
+31 (0)70 318 4200

Emma Verweij

Paralegal
Stuur mij een e-mail
+31 (0)70 318 4200

Volg ons!
Aanmelden nieuwsbrief  LinkedIn

Gerelateerd nieuws