Internationaal

Internationale praktijkgroepen

14-11-2016

Belangrijke HR uitspraak over uitzendovereenkomst

De Hoge Raad heeft vrijdag 4 november 2016 in de Care 4 Care-zaak een belangrijke uitspraak gedaan over de definitie van een uitzendovereenkomst. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat voor het kwalificeren van een uitzendovereenkomst in de zin van artikel 7:690 BW niet vereist is dat de werkgever (uitzendbureau) een allocatiefunctie vervult. Dit betekent dat in beginsel vele driehoeksverhoudingen waarbij werknemers ter beschikking worden gesteld aan derden onder de reikwijdte van een uitzendovereenkomst vallen. 

 

Allocatiefunctie
Met de traditionele allocatiefunctie wordt de werkwijze van de klassieke uitzendbureaus bedoeld, namelijk het bedrijfsmatig bij elkaar brengen van vraag en aanbod van (tijdelijke) arbeid, zoals vervanging van werknemers tijdens ziekte of andere afwezigheid, het opvangen van piekuren of soortgelijke plotseling opkomende werkzaamheden. De Hoge Raad overweegt dat noch uit de totstandkomingsgeschiedenis noch uit de letter van de wet kan worden afgeleid dat de allocatiefunctie een vereiste zou zijn voor het aannemen van een uitzendovereenkomst in de zin van artikel 7:690 BW. Voor het aannemen van een uitzendovereenkomst is slechts vereist dat de werkgever zich bedrijfs- of beroepsmatig bezighoudt met de terbeschikkingstelling van werknemers aan opdrachtgevers (ook wel ‘ruime’ allocatiefunctie). 
Hiermee is duidelijk geworden dat in beginsel ook nieuwe driehoeksrelaties – met name payrolling - onder de definitie van uitzendovereenkomst zullen vallen. Hierover werd tot nu toe in de literatuur en rechtspraak verschillend gedacht. 

Gevolgen
Een uitzendovereenkomst heeft voor een werkgever voor- en nadelen. Payroll bedrijven zullen bedacht moeten zijn dat zij (waarschijnlijk) zullen vallen onder de cao voor uitzendkrachten en het verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfonds STiPP zullen moeten toepassen. Als voordeel geldt dat het verlichte regime van artikel 7:691 BW van toepassing is. Dit brengt bijvoorbeeld mee dat voor een uitzendwerkgever een ruimere ketenregeling geldt, waarmee voor een langere periode tijdelijke contracten kunnen worden aangegaan zonder dat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaat. 
De Hoge Raad geeft in zijn uitspraak de wetgever de opdracht om eventueel grenzen te stellen indien deze uitspraak naar haar oordeel ongewenste gevolgen heeft. Daarnaast houden de lagere rechters de mogelijkheid om het verlichte regime niet toe te passen op bepaalde uitzendwerkgevers. Een uitkomst daarvan zou dan kunnen zijn dat uitzendwerkgevers wel de lasten maar niet de lusten hebben. Het laatste woord is hierover nog niet gezegd.

Key contacts

Suzan van de Kam

Partner | Advocaat
Stuur mij een e-mail
+31 (0)70 318 4297

Gerelateerd nieuws