Internationaal

Internationale praktijkgroepen

24-07-2018

De platformarbeider/bezorger van Deliveroo heeft geen arbeidsovereenkomst

Op 23 juli 2018 deed de rechter uitspraak in de zaak die een maaltijdbezorger van Deliveroo tegen de onderneming had aangespannen. De voorliggende vraag was of de rechtsverhouding tussen de bezorger en Deliveroo moest worden gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst. Een essentiële vraag voor de toekomst vanwege de veranderende arbeidsverhoudingen van deze tijd.

De uitspraak is een positieve ontwikkeling voor werkgevers die in de platformeconomie opereren.

Wat was er aan de hand?

De maaltijdbezorger was aanvankelijk in dienst van Deliveroo op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Eind 2017 besloot Deliveroo te kiezen voor een ander betaalmodel, als gevolg waarvan alle maaltijdbezorgers, na de geëindigde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, op zzp-basis te werk konden worden gesteld. Partijen sloten daartoe een overeenkomst van opdracht. De maaltijdbezorger stelde zich in de door hem aanhangig gemaakte rechtszaak op het standpunt dat de rechtsbetrekking alsnog moet worden geduid als een arbeidsovereenkomst, ondanks dat de overeenkomst vermeldt dat het een overeenkomst van opdracht is.

Kwalificatie arbeidsovereenkomst

Er is sprake van een arbeidsovereenkomst indien de ene partij, de werknemer, zich verbindt (i) in dienst van de andere partij (dat is: in een gezagsverhouding), (ii) tegen loon (iii) gedurende zekere tijd (iv) (persoonlijke) arbeid te verrichten. Bij de toetsing of een rechtsverhouding voldoet aan de eisen van een arbeidsovereenkomst moet worden gekeken naar alle omstandigheden van het geval, in onderling verband bezien. Daarbij dienen niet alleen de rechten en verplichtingen in aanmerking te worden genomen die partijen voor ogen stonden (partijbedoelingen), maar dient ook te worden gekeken naar de wijze waarop de partijen uitvoering hebben gegeven aan hun rechtsverhouding en aldus daaraan inhoud hebben gegeven (de feitelijke situatie).

Partijbedoelingen

De rechter komt tot het oordeel dat in de overeenkomst expliciet is vastgelegd wat partijen bij het aangaan daarvan voor ogen heeft gestaan, namelijk dat zij niet de intentie hadden dat de maaltijdbezorger op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst zou treden. De overeenkomst bevat specifiek de kenmerkende bepalingen die men verwacht in een opdrachtovereenkomst, zoals de vrijheid om de werkzaamheden persoonlijk of via een andere persoon te verrichten, het recht om de werkzaamheden niet uit te voeren, het recht om de werkzaamheden naar eigen inzicht en zonder toezicht te verrichten en de afspraak dat de betaling per voltooide bestelling plaatsvindt.

Daarnaast had de maaltijdbezorger zich ingeschreven als zelfstandige in de KvK. Dit leidt volgens de rechter mede tot het oordeel dat de maaltijdbezorger zich ervan bewust was dat hij als zelfstandige voor Deliveroo de werkzaamheden zou gaan verrichten. Het door de maaltijdbezorger aangevoerde standpunt dat zijn wil niet gericht was op het aangaan van de overeenkomst of dat Deliveroo misbruik zou hebben gemaakt van de omstandigheden is onvoldoende aangetoond.

Feitelijke situatie

Daarnaast heeft de rechter geoordeeld dat de feitelijke uitvoering en invulling van de overeenkomst ook niet kan leiden tot de conclusie dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. De rechter overweegt dat er veel is veranderd ten opzichte van de periode dat de maaltijdbezorger(s) op basis van een arbeidsovereenkomst de werkzaamheden uitoefende. Kortgezegd acht de rechter daarbij de volgende omstandigheden relevant:

  • Anders dan onder de arbeidsovereenkomst kan de maaltijdbezorger onder de overeenkomst van opdracht een bezorging weigeren;
  • De maaltijdbezorger is bevoegd zelf de route te bepalen;
  • Het staat de maaltijdbezorger vrij om het werk te verrichten in zijn eigen kleding en met zijn eigen spullen;
  • Het staat de maaltijdbezorger vrij om voor concurrenten opdrachten uit te voeren dan wel zich te laten vervangen;
  • De bijverdienste onder de overeenkomst van opdracht is aanzienlijk hoger dan de inkomsten die hij genereerde onder de arbeidsovereenkomst.

Bovenstaande omstandigheden leiden er volgens de rechter toe dat niet wordt voldaan aan de vereisten voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst.

Afsluiting

De vraag ontstaat of de uitkomst van deze zaak wenselijk is, gezien de groeiende maatschappelijke zorgen over eventuele “schijnzelfstandigheid” door de opkomst van de zogenoemde “platformeconomie” (dat is: de opkomst van economische activiteiten die worden gefaciliteerd door aanbieders van digitale platforms, zoals Deliveroo, Uber, enzovoorts).

De rechter was zich bewust van deze vraag. In het oordeel is de observatie te lezen dat in het huidige arbeidsrecht geen rekening wordt gehouden met de uit de (relatief) nieuwe platformeconomie voortkomende arbeidsverhoudingen. Dit leidt volgens de rechter echter niet tot zodanig onaanvaardbare gevolgen dat dit noopt tot rechterlijk ingrijpen. De rechter sluit af met een opdracht aan de wetgever om maatregelen te nemen indien de uitkomst ongewenst wordt geacht. Het is de vraag of de wetgever dit zal doen.

In de tussentijd is de uitspraak een positieve ontwikkeling voor ondernemingen die via een digitaal platform economische activiteiten ontwikkelen. Indien op zorgvuldige wijze de relatie wordt vormgegeven – zowel in formele als feitelijke zin – dan is het mogelijk te voorkomen dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. De vele dwingendrechtelijke bepalingen die verbonden zijn aan de arbeidsovereenkomst zullen dan ook in beginsel niet van toepassing zijn, wat belangrijke economische (concurrentie)voordelen kan bieden voor de ondernemer.

Gerelateerd nieuws