Internationaal

Internationale praktijkgroepen

20-04-2018

De Hoge Raad begrenst het agenderingsrecht van aandeelhouders

Samenvatting
De Hoge Raad begrenst het agenderingsrecht van aandeelhouders en certificaathouders met zijn oordeel in Boskalis/Fugro (HR 20 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:652) 

  1. Artikel 2:114a BW geeft aandeelhouders en certificaathouders niet het recht om de vennootschap te verplichten een onderwerp ter stemming op de algemene verandering te plaatsen wanneer de algemene vergadering niet de bevoegdheid heeft een besluit over dat onderwerp te nemen.
  2. Dat is omdat het bestuur de strategie van de vennootschap vaststelt (onder toezicht van de raad van commissarissen).
  3. Het doet niet terzake of de stemming een rechtsgevolg heeft. De vennootschap/het bestuur is dus ook niet verplicht ‘informele stemmingen’ op de agenda te zetten.
  4. Het EU recht, meer specifiek de zogenoemde aandeelhoudersrichtlijn 2007/36/EG (“Aandeelhoudersrichtlijn”) doet aan het voorgaande geen afbreuk volgens de Hoge Raad. De richtlijn beoogde namelijk niet aandeelhouders stemrechten toe te kennen die de aandeelhouders nog niet hadden.

Achtergrond artikel 2:114a BW

Op grond van artikel 2:114a BW hebben aandeelhouders die gezamenlijk ten minste drie honderdste gedeelte (3%) van het geplaatste kapitaal in de N.V. vertegenwoordigen in beginsel het recht een onderwerp op de agenda van de algemene vergadering te plaatsen. Dit kan gaan om onderwerpen ter bespreking van de algemene vergadering van aandeelhouders, maar ook om onderwerpen waarvoor besluitvorming nodig is. Het bestuur kan tegelijk onder bepaalde omstandigheden weigeren een agendapunt over te nemen. Daarbij is van groot belang of de algemene vergadering bevoegd is over het onderwerp dat ter besluit wordt voorgelegd.

Feiten
In de Boskalis/Fugro kwestie gaat het – in de kern – om het volgende:

  • Fugro is een beursgenoteerde onderneming.
  • Boskalis hield een belang van ruim 28 procent in Fugro.
  • Fugro hanteert drie beschermingsconstructies. Boskalis heeft bezwaar tegen een door Fugro ingestelde beschermingsconstructie op het niveau van twee in Curaçao gevestigde dochtervennootschappen van Fugro.
  • Boskalis heeft Fugro vervolgens verzocht om het navolgende agendapunt met toelichting ter stemming op te nemen in de agenda van de algemene vergadering van 30 april 2015:
    Aanbeveling aan de Raad van Bestuur en Raad van Commissarissen van Fugro (…) om al hetgeen te doen dat nodig is om te komen tot een onmiddellijke beëindiging van de beschermingsconstructie die is ingesteld op het niveau van twee in Curaçao gevestigde dochtermaatschappijen van Fugro (stempunt).
  • Tevens heeft Boskalis een toelichting gegeven bij het agendapunt waaruit volgt dat het een “informele stemming, met een karakter van een motie” is, wat wil zeggen dat de stemming geen rechtsgevolg heeft.
  • Fugro heeft Boskalis meegedeeld dat zij niet bereid is het door Boskalis voorgedragen agendapunt ter stemming op te nemen in de agenda van de algemene vergadering. Fugro is wel bereid het onderwerp ter bespreking te agenderen en de door Boskalis geformuleerde toelichting in de agenda op te nemen.
  • Boskalis vorderde Fugro te bevelen het hiervoor vermelde agendapunt ter stemming op te nemen in de agenda van de eerstvolgende algemene vergadering van Fugro en in de toelichting bij de agenda van die vergadering een toelichting op te nemen als hiervoor vermeld.
  • De voorzieningenrechter heeft de vordering afgewezen. Het gerechtshof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad herhaalt allereerst zijn bestendige rechtspraak dat het bepalen van het beleid en de strategie van een vennootschap en de met haar verbonden onderneming in beginsel een aangelegenheid is van het bestuur van een vennootschap (onder toezicht van de raad van commissarissen).

De algemene vergadering kan haar opvattingen terzake tot uitdrukking brengen door uitoefening van de haar in de wet en de statuten toegekende rechten. Dit laatste betekent in het algemeen dat het bestuur van een vennootschap aan de algemene vergadering verantwoording heeft af te leggen van zijn beleid, maar dat het, behoudens afwijkende wettelijke of statutaire regelingen, niet verplicht is de algemene vergadering vooraf in zijn besluitvorming te betrekken als het gaat om handelingen waartoe het bestuur bevoegd is. Ook is het bestuur niet verplicht de algemene vergadering in zo’n geval te consulteren (Vgl. HR 13 juli 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA7972, NJ 2007/434 (ABN Amro), rov. 4.3-4.4 en HR 9 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM0976, NJ 2010/544 (ASMI), rov. 4.4.1)).

De Hoge Raad (r.o. 3.3.7) stelt over de reikwijdte van artikel 2:114a BW in deze context:
Nu het bepalen van het beleid en de strategie van een vennootschap en de met haar verbonden onderneming in beginsel een aangelegenheid is van het bestuur van de vennootschap en het bestuur niet verplicht is de algemene vergadering daaromtrent te consulteren, kunnen de in art. 2:114a BW bedoelde aandeelhouders en certificaathouders de vennootschap niet ertoe verplichten een onderwerp dat een aangelegenheid is van het bestuur ter stemming op te nemen in de agenda van de algemene vergadering. Daarbij doet niet ter zake dat die stemming geen rechtsgevolg heeft en wordt betiteld als een informele stemming, een aanbeveling, een motie of een peiling.

Verder oordeelt de Hoge Raad dat de Aandeelhoudersrichtlijn niet tot een andere conclusie leidt. Uit de bewoordingen van de Aandeelhoudersrichtlijn kan namelijk niet worden afgeleid dat is beoogd aandeelhouders stemrechten toe te kennen die zij voordien niet hadden. Ook blijkt niet dat is beoogd de bevoegdheidsverdeling tussen de verschillende organen van de vennootschap nader te regelen (r.o. 3.3.8).

Enkele opmerkingen
Het oordeel van de Hoge Raad brengt met zich mee dat de “balance of power” tussen de organen van de N.V. van aandeelhoudersvergadering naar het bestuur (en de raad van commissarissen) verschuift. Het is tegelijk de vraag wat de exacte strekking is van het oordeel, omdat er discussie mogelijk is of een bepaald onderwerp tot de “strategie” behoort en wanneer niet.

Aandeelhouders die meer controle willen houden over de agenda en de koers van de vennootschap, kunnen iets doen met de uitdrukkelijke (en terechte) kwalificering die de Hoge Raad geeft in zijn oordeel: er kunnen afwijkende wettelijke of statutaire regelingen zijn, die de aandeelhouders verdergaande bevoegdheden geven.

Gerelateerd nieuws