Internationaal

Internationale praktijkgroepen

15-12-2023

Overeenkomst Nederland – België inzake thuiswerkers

De Nederlandse en Belgische overheid hebben vorige maand een overeenkomst gesloten inzake de interpretatie van het begrip “vaste inrichting” in het belastingverdrag. Ten tijde van het afsluiten van het nieuwe belastingverdrag afgelopen zomer waren Nederland en België nog in gesprek over de situatie van thuiswerkende grenswerkers en is destijds besloten niet te wachten tot de ondertekening van het nieuwe belastingverdrag. Het doel van de overeenkomst is om werkgevers meer zekerheid te bieden ten aanzien van werknemers die aan de andere kant van de grens werken. De overeenkomst is op 8 december gepubliceerd en is vanaf toen in werking getreden. De overeenkomst is gesloten op basis van een bepaling die stelt dat in het geval van moeilijkheden of twijfelpunten met betrekking tot de interpretatie of de toepassing van het belastingverdrag, de staten in onderlinge overeenstemming trachten op te lossen. In de praktijk wordt niet vaak gebruik gemaakt van deze bepaling om onduidelijkheden in een belastingverdrag in overeenstemming op te lossen. Wij zijn benieuwd of Nederland vaker gebruik gaat maken van deze bepaling om zo onduidelijkheden uit de weg te nemen.  

De overeenkomst houdt het volgende in.

Het begrip vaste inrichting is gedefinieerd in artikel 5 van het belastingverdrag Nederland-België (Verdrag). De hoofdregel van hiervoor genoemd artikel is dat voor toepassing van het Verdrag de vaste inrichting omvat een vaste bedrijfsinrichting met behulp waarvan de werkzaamheden van een onderneming (gedeeltelijk) worden uitgeoefend. Het gevolg van de totstandkoming van een vaste inrichting voor het Verdrag is dat een gedeelte van de winst belast is in de staat van de vaste inrichting voor zover de winst daaraan kan worden toegerekend. Een Nederlandse onderneming met een werknemer in België die kwalificeert als een vaste inrichting onder het Verdrag, leidt tot de situatie dat de Nederlandse onderneming een deel van de winst moet toerekenen aan de werknemer en daarover winstbelasting in België dient te betalen. Daarnaast kan de vaste inrichting gevolgen hebben voor de loon- en inkomstenbelasting voor de werknemer.     

Enkel een thuiswerkplek leidt nog niet tot een vaste inrichting onder het Verdrag. De thuiswerkplek dient ter beschikking te staan aan de onderneming. De overeenkomst behandelt drie situaties ter verduidelijking aan het criterium ter beschikking staan.

  1. Indien er incidenteel thuis wordt gewerkt, staat de werkplek nog niet ter beschikking van de werkgever en ontbreekt de continuïteit hetgeen niet leidt tot een vaste inrichting;
  2. Structureel thuiswerken met mogelijkheid tot werken op locatie leidt niet tot het ter beschikking stellen. Ingeval de werkgever feitelijk vereist dat de werknemer de activiteiten vanuit huis worden verricht, kan dat leiden tot het ter beschikking stellen van werkplek voor de onderneming.
  3. Structureel en verplicht thuiswerken kan leiden tot het beschikking stellen van een werkplek. Deze situatie dient eveneens feitelijk te worden bepaald. De overeenkomst geeft als voorbeeld dat thuiswerken contractueel is vastgelegd of dat het niet contractueel is vastgelegd, maar er geen werkplek ter beschikking staat in het land van de onderneming aan de werknemer.

Tot slot geeft de overeenkomst nog enkele praktische handreikingen. Indien 50% of minder van de arbeidstijd gedurende een jaar vanaf de thuiswerkplek wordt verricht, is er geen sprake van een vaste inrichting. Daarnaast gaat de overeenkomst in op de uitzondering van een vaste inrichting onder het Verdrag in het geval de werkzaamheden van voorbereidende aard of hulpwerkzaamheden betreffen.

Key contacts

Cees-Frans Greeven

Partner | Advocaat
Stuur mij een e-mail
+31 (0)20 333 8390

Jitze de Beer

Associate | Belastingadviseur
Stuur mij een e-mail
+31 (0)20 333 8390

Volg ons! 
Aanmelden nieuwsbrief LinkedIn

Gerelateerd nieuws